Door op 28 augustus 2015

Voor hen, en voor ons

We hebben ze allemaal op het netvlies staan. De overvolle trein op een station in Macedonië, de vader die met een baby uit een zinkende boot wordt gered, de jongemannen die vruchteloos achter vrachtwagens aanrennen bij Calais. De situaties worden steeds schrijnender. Het is tijd voor een gezamenlijke aanpak waarbij Europese landen via een via een vaste verdeelsleutel ieder een deel van de toegelaten migranten moeten opnemen. Dat schrijven Attje Kuiken en ik in een opiniestuk in NRC Next.

‘We hebben ze allemaal op het netvlies staan. De overvolle trein op een station in Macedonië met het jongetje dat uit het raam hangend om zijn moeder roept, de vader die met een baby uit een zinkende boot wordt gered, de jongemannen die vruchteloos achter vrachtwagens aanrennen bij Calais. Wat bezielt ze om op die manier hun leven te wagen? Wat bezielt ons dat we toekijken en het laten gebeuren? Het is geen nieuw verschijnsel, ook eerder zochten grote aantallen vluchtelingen veiligheid en welvaart in Europa. En toch markeert de zomer van 2015 een nieuwe fase. De aantallen zijn groter, de pogingen wanhopiger, de situaties schrijnender. Europa heeft een nieuw antwoord nodig.

Het is overduidelijk dat de huidige Europese ‘aanpak’ niet voldoet. Die ‘aanpak’ – of beter, het gebrek daaraan – berust op de expliciete ‘Dublin afspraak’ dat het land waar de vluchteling zich als eerste meldt, de gehele asielprocedure en opvang dient te verzorgen. Met als gevolg dat slechts enkele landen die toevallig aan de buitengrenzen liggen – Italië en Griekenland – de last dragen van het opvangen van tienduizenden vluchtelingen. Geen Europese solidariteit, geen eenheid, geen rechtvaardigheid.

Zolang landen tot zichzelf veroordeeld zijn, blijft de aanpak gevangen in de simplismes van de uitersten. De schijndiscussie tussen de ‘heartless’ die met muren en grenscontroles schermen, en de ‘headless’ die onbeperkte toegang en opvang eisen. Terwijl in werkelijkheid in ieder van ons tegelijk hart en hoofd spreken. We gunnen iedereen de veiligheid en welvaart die we zelf hebben en we sturen niemand terug naar oorlogsgebied. Maar we maken ons ook zorgen over de aantallen en vragen ons af of er genoeg woningen en banen zijn voor iedereen. Op nationaal niveau strandt dit dilemma in polarisatie en onmacht. Alleen Europees kunnen we de balans vinden tussen een humane en effectieve opvang en het werken aan een betere situatie in de landen van herkomst.

Tot nu toe heeft Europa slechts schandalige verdeeldheid en verlamming ten toon gespreid. Een poging van de Europese Commissie om voor een fractie van het totale aantal vluchtelingen een Europese verdeling af te spreken, strandde al op onwil en onderling wantrouwen tussen landen. Terecht liet de Italiaanse premier Renzi zijn frustratie blijken: ‘Als dit jullie Europa is, houd het dan maar’.

Europa moet zich herpakken. We zullen juist op het terrein van migratie meer bevoegdheden met elkaar moeten delen dan we misschien comfortabel vinden. De Dublin-aanpak van ‘ieder voor zich’ is failliet. De eerste opvang van vluchtelingen moet, onafhankelijk of dat nu op een Griekse eiland, de Italiaanse kust of op Schiphol is, Europees geregeld en gefinancierd worden. Dat garandeert een humane opvang en eenduidige beoordeling van asielaanvraag. Het bevordert ook de effectiviteit van het terugkeerbeleid voor hen die hier niet mogen blijven. Een eensgezind Europa kan eenduidig formuleren voor wie wel, maar ook voor wie hier geen plaats is. Zo’n Europa kan afspraken maken met landen van herkomst over opname van terugkeerders. Belangrijk voor het draagvlak in Europa voor de opname van de toenemende hoeveelheid mensen die hier wél mogen blijven.

Europese landen zullen vervolgens via een vaste verdeelsleutel ieder een deel van de toegelaten migranten moeten opnemen. Landen als Griekenland en Italië, maar ook Duitsland, Zweden en in mindere mate Nederland nemen dan niet langer een onevenredig deel van de verantwoordelijkheid, maar ook andere landen in EU doen mee. Waarbij ook moet worden afgesproken dat een tijdelijke verblijfsvergunning niet kan worden gebruikt om meteen naar een ander land door te reizen. Zo wordt ook het vraagstuk van huisvesting en werk minder eenzijdig op enkele landen afgewenteld. Gelukkig zien Duitsland en Frankrijk dat inmiddels ook. Nederland zal zich snel expliciet bij die gezamenlijke benadering moeten aansluiten. Samen met de toezegging dat landen met weinig middelen voor opvang worden bijgestaan, kan de weerstand die er vorige maand nog was, met name in Oost Europa, worden overwonnen.

Maar het belangrijkste, en veruit het moeilijkste, is de aanpak van de oorzaken van de vluchtelingenstroom. Europa dient eindelijk te komen tot een gezamenlijke buitenlandpolitiek ten aanzien van de buurregio’s. Uit idealisme én uit eigenbelang. Europa kan slechts een bijdrage leveren aan de stabilisatie en ontwikkeling van Noord Afrika en het Midden Oosten als diplomatieke, financiële en soms militaire krachten gebundeld worden. Daarmee blijven we hopelijk ook verschoond van onbeholpen ideeën als het kapotschieten van de boten waarin vluchtelingen de oversteek maken en wordt er eindelijk werk gemaakt van het wegnemen van de redenen waarom mensen zo wanhopig zijn dat ze duizenden euro’s betalen voor een levensgevaarlijke overtocht.

Niemand mag intussen de illusie verkopen dat een sluitende oplossing bestaat. Zolang het hier vrij, welvarend en vredig is en daar onderdrukking, armoe en oorlog heerst, zullen mensen blijven komen. De zoektocht naar een beter leven zal zich nooit laten indammen. Dat ontslaat ons niet van de plicht om migratie in goede banen te leiden. In het belang van hen die komen, en van hen die hier al zijn.’