Het ontstaan van de jeugdwet; De juiste feiten in jaartallen

8 december 2017

De aan de PvdA toegeschreven invloed bij de totstandkoming van de ‘nieuwe’ jeugdwet is nogal overdreven. Zelfs historici onder politieke ambtsdragers zijn immuun voor de werkelijke feiten. Op die manier kun je de ons toegedichte eer makkelijker vertalen in boegeroep over de financiële consequenties. Die baren, althans in ’n deel van de gemeenten, ernstige zorgen. En wie is dus de schuld van die ellende? Juist! Maar de feiten liggen, laat ik zeggen: genuanceerder. Daarom: als er weer eens wat te zeuren valt over de vermaledijde rol van de PvdA in deze geef ik hieronder de correcte gang van zaken vanaf 2004.

 

Balkenende II (CDA/VVD/D66) legt de grondslag van de nieuwe wet. In juni 2004 schetst minister De Geus (CDA) in het slotrapport van de Jeugdzorgbrigade ‘n beeld van onnodige bureaucratie bij cliënten en jeugdzorg-instellingen. In november van dat jaar discussieert de Tweede Kamer over het rapport van Operatie Jong met als één van de 12 thema’s: ‘de belangrijke rol voor de medeoverheden en betrokken instellingen’.

2010 In april komt het demissionaire kabinet Balkenende IV (PvdA was eerder uitgestapt vanwege de situatie in Uruzgan) met zijn toekomstvisie op de ondersteuning van en de zorg voor jeugdigen. Kernboodschap is: ‘de bestuurlijke verantwoordelijkheid gaat op termijn naar gemeenten om de jeugdzorg goed en eenvoudig te organiseren’

Het regeerakkoord van Rutte I (VVD/CDA/gedoogsteun PVV) bevat o.m. het beleidsvoornemen om de hele jeugdzorg over te brengen naar de gemeenten. Dit kabinet volgt daarmee vrijwel alle standpunten van Balkende IV en van de werkgroep Toekomstverkenning Jeugdzorg.

2011 Met de brief Transitie jeugdzorg kondigt Rutte I op 30 september de nieuwe Wet zorg voor jeugd aan. Die vervangt de Wet op de jeugdzorg en wetsonderdelen over de jeugd-ggz en de jeugd-lvg (licht verstandelijk gehandicapten) uit de Zorgverzekeringswet en de AWBZ.

Op 8 november geven staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) en F. Teeven (veiligheid en justitie) in hun beleidsbrief Geen kind buiten spel de hoofdlijnen aan van het nieuwe stelsel. Gemeenten moeten een algemeen zorgaanbod hebben, waar kinderen en ouders zorg op maat kunnen krijgen. Verantwoordelijk minister: E. Schippers.

2012 Met de Transitieagenda jeugdzorg van Rijk, VNG en IPO (Inter Provinciaal Overleg) (20 maart) geeft Rutte I het spoorboekje af voor de overdracht van taken en verantwoordelijkheden naar de gemeenten. ’n Half jaar later start Rutte II (VVD/PvdA)

2013 Op 17 oktober stemt de Tweede Kamer in met de Jeugdwet. Alleen PVV is tegen. In juni hadden wethouders van 26 steden in een open brief al de voordelen van decentralisatie van de jeugd-ggz beschreven.

2014 Ook de Eerste Kamer stemt, op 18 februari, in met de nieuwe wet. PVV stemt als enige tegen.

 

Conclusie
Na een jarenlang traject en elf maanden na het aantreden van onder meer de PvdA stemde vrijwel het hele parlement in met de nieuwe jeugdwet. PvdA staatssecretaris Van Rijn kreeg de, wat later bleek, zware opdracht om de kastanjes uit het vuur halen. Zullen we ophouden naar ‘schuldigen’ te zoeken en aan oplossingen werken?

Frans Hofmeester